Koeien hoeden
In Noord-Brabant woonden veel keuterboeren en dagloners die wél een of meer koeien bezaten, maar niet over wei- of grasland beschikten om hun dieren op te laten grazen. Zij hielpen de boer in drukke tijden, zoals tijdens de oogsttijd en kregen daarvoor een zeer gering loon of werden niet met geld, maar in natura betaald.
Arm
Een keuterboer of dagloner woonde armoedig, in een eenvoudige woning, meestal niet meer dan een hut. Bij zijn huisje had hij vaak zelf nog wel een klein stukje grond om groente en fruit te verbouwen. Een weiland was daar niet bij, maar toch vonden ook deze kleine boeren in de buurt wel een plek waar ze enkele geiten of koeien konden houden.
Deze dieren werden dan langs de graskanten van de landwegen en bosranden geleid om het gras daar te verorberen. De beesten werden daarbij geregeld vergezeld door de breiende vrouw des huizes, soms ook door de kinderen of een dienstmeid. Het breiwerk kwam goed van pas binnen het gezin of leverde nog een kleinigheidje op.
Gemeentewei
Keuterboeren konden soms ook gebruik maken van een gemeenschappelijk weiland en in sommige dorpen was een gemeentewei. Hevige protesten ontstonden als een gemeente wilde overgaan tot verkaveling en verkoop van deze gemeenschappelijke gronden. Veel mensen dreigden dan hun weidegelegenheid kwijt te raken en zagen een deel van hun verdwijnen.