Het bakhuisje
Net zoals zoveel andere producten, maakte de boer ook zijn brood zelf. In veel boerenwoningen was de bakoven voor het brood in de schouw te vinden, in de brandmuur die het woongedeelte van de stal scheidde.
Om brood te maken werd eerst in een grote trof het meel gemengd en gekneed. Vaak gebeurde dat met de blote voeten, om meer kracht te kunnen zetten. Daarna moest het deeg rijzen. Ondertussen werd de oven goed heet gestookt met brandende takkenbossen. Was de oven heet, dan werden de houtresten eruit gehaald en werd de oven goed schoon gemaakt. Vervolgens konden de broden de oven in. Als het gare brood weer uit de oven kwam, geurde het hele huis naar heerlijk vers brood.
Veilig was dit bakken in de woning natuurlijk niet. Die brandende takken in huis zorgden voor brandgevaar . Vandaar dat veel boeren ervoor kozen om, als het kon, dat bakken niet in hun woning te doen. Zij bouwden een vrijstaand bakhuisje op hun erf, los van de woning. Op de prentbriefkaart van de boerderij van Haperen zie je zo’n schilderachtig bakhuisje staan.