De processie
In de eerste helft van de twintigste eeuw vierde het katholicisme zijn hoogtijdagen. Het was de tijd van het Rijke Roomse Leven. Na eeuwenlange onderdrukking en geheime kerkdiensten in schuren en schuilkerken stond de katholieke Brabander te popelen om zijn geloof uit te dragen. Kruisbeelden, kapelletjes en andere geloofsuitingen vond je veelvuldig op het Brabantse platteland. Ook werden er in deze tijd veel processies gehouden.
Zo’n processie was een hele happening waarvoor het volledige dorp uitliep. Vlaggen werden opgehangen, versieringen aangebracht en er werden heiligenbeelden voor de ramen geplaatst. In de processie liepen groeperingen en verenigingen van allerlei pluimage mee, ieder met hun eigen vlag of vaandel. Beelden uit de kerk werden meegedragen en de pastoor liep mee onder een baldakijn met een monstrans. Ergens halverwege de route hield de hele groep halt bij een veldaltaar of kapel in het processiepark waar de nodige gezangen en gebeden weerklonken.
Vooral in mei, de Mariamaand, en bij parochiële feestelijkheden werden processies gehouden. Nog steeds bekend zijn bijvoorbeeld de processies ter ere van het Heilig Bloed, die nu nog jaarlijks in Boxtel en Boxmeer gehouden worden. De bedevaart naar het heiligdom van de H. Antonius van Padua in het kerkdorp Nijnsel is een opmerkelijke. De nieuwe parochie kreeg in 1911 een kerk met later ook een processiepark. Binnen een aantal jaar werd deze plek het centrum van bedevaarten uit tal van plaatsen. Omdat de meeste daarvan gelegen waren in de Meierij van ’s-Hertogenbosch werd deze bedevaart ook bekend onder de naam ‘Meierijsche bedevaart’. Door gebrek aan belangstelling zijn de meeste processies inmiddels ook weer verdwenen of volledig lokale
geworden.