De imker

Bijenhoning werd ook door de Brabantse boer gebruikt als zoetstof. Een ‘bieënman’, bijenhouder of imker, had meestal een aantal kasten of korven waarin hij een bijenvolk honing liet maken. Soms werd het houden van die bijen en het produceren van honing voor de verkoop zelfs het beroep van een boer of een boerenzoon. Om hiervan te kunnen leven, moest hij een groot aantal volken houden en daar vaak ook mee reizen om in elk seizoen de juiste bloemen te vinden, bijvoorbeeld op de heide. De smaak van de honing is afhankelijk van de bloem waar de nectar vandaan gehaald wordt.