De hondenkar
Dames die trots poseren in hun dikke bontjas, een huisslachter naast een zojuist uitgebeend varken en foto’s van honden die volgeladen karren trekken, alleen of met meer; tegenwoordig wekken dit soort beelden vooral weerstand op. De hond, onze trouwe viervoeter, is een goedmoedig huisdier geworden, geen trekdier dat je voor je kar kunt spannen. Hoe anders was dat een eeuw geleden.
Paard van de armen
Tot in de jaren twintig van de twintigste eeuw was de hondenkar een normaal verschijnsel. Een hond was goedkoop in aanschaf en stelde geen hoge eisen aan zijn voeding, onderkomen of verzorging. Wie zich geen paardenkracht kon veroorloven, gebruikte de hond als goedkoop alternatief. Het dier nam genoegen met ‘wat de pot schafte’. Zijn maaltijd bestond dan ook hoofdzakelijk uit etensresten, brood, groenten en slachtafval.
Verschillende beroepen maakten gebruik van de trekkracht van de hond, zoals de bakker, groenteboer, petroleumventer ofwel olieman, imker, kruidenier, klompenverkoper, kleine boer, eierenhandelaar, fourniturenverkoper, marskramer, rondtrekkende fotograaf, slager, visboer, voddenverkoper, verhuizer en vele diverse ambachtslieden. Vaak werden twee of drie trekhonden gebruikt en voor, onder of achter de kar gespannen.
Een hondenkar moest licht zijn en niet te hoog, goed in evenwicht kunnen staan en zo ook geladen worden. De zitplank van de eigenaar zat daarom ook in het midden van de kar, boven de wielen. Was de kar naar achteren te zwaar, dan kon de hond gaan ‘zweven’; was de kar juist van voren te zwaar, dan drukte het gewicht te veel op de hond.
Dierenbescherming
Door de Trekhondenwet van 1910 werd een vergunning voor het gebruik van de hond als trekdier verplicht. Om een hond als trekdier te mogen gebruiken, moest deze toen bijvoorbeeld minimaal een jaar oud zijn en een schofthoogte – of schouderhoogte – van minimaal 60 centimeter hebben. De vergunning werd pas verstrekt als aan de voorschriften voor de hond, de begeleider en de kar werd voldaan. Vaak staan hondenkarren dan ook afgebeeld met een metalen bord (met de vergunning) op de zijkant van de kar.
In 1962 trad de Wet op de Dierenbescherming in werking en werd het beroepsmatig gebruiken van de hond als trekdier verboden. Tegenwoordig zijn er overigens wel weer hondenkarren in het straatbeeld te vinden…, maar nu om de hond zelf in te vervoeren.