Breien kan altijd
Op een boerderij was nietsdoen er niet bij. Er was altijd wel werk te verrichten. Daarbij hadden mannen en vrouwen ieder hun eigen taak, al hielp de vrouw bij drukte wel met het ‘mannenwerk’ op het land. Bij het binnenhalen van de oogst bijvoorbeeld was de vrouwenhulp hard nodig. Typische vrouwentaken waren dan het binden van het koren tot schoven of het rapen van de aardappelen.
De taak van de vrouw in huis werd daarentegen zelden door een man overgenomen. De boerin maakte dan ook lange werkdagen. Ze waste, streek, borduurde, naaide, sopte de sokken, hield de woning aan kant en bereidde het eten. Vroeger werd vrijwel alle kleding zelf gemaakt en als iets versleten was, werd het hersteld of uit elkaar gehaald en voor iets anders gebruikt.
Veel tijd besteedde de boerin dan ook aan haar breiwerk. Handschoenen, sokken, truien, maar ook ondergoed bijvoorbeeld, het werd allemaal gebreid. En dat breien, dat kon altijd en overal. Zelfs tijdens het hoeden van de koeien of als de boerin even ‘uitrustte’ op het erf, zat ze vaak te breien.
Ook ander naai- of verstelwerk en het schillen van de aardappels waren nuttige bezigheden die prima samengingen met een momentje van rust in het zonnetje. Want echt even niets doen, dat kwam op de boerderij nauwelijks voor.